Uit een publicatie in het Jaarboek Achterhoek en Liemers 4 (1981) DE OOSTINDISCHE BUURT IN LOCHEM door G. H. LIGTERINK TE LOCHEM |
Het leven van Johan Gerhard Hendrik Hoffman met zijn vrouw Richardina Johanna Adriana Bettmann en hun kinderen in Lochem in de periode van 1835 tot 1848. Zij woonden in de villa 'De Pol' en bouwden en woonden in de villa 'Java' op de Hoge Enk te Lochem, later op Huize 'Sumatra' die eveneens door hem gebouwd werd. Dit artikel werd door H. Hoffman aangevuld met en verbeterd door nu beschikbare actuele informatie. In de tijd toen Lambertus Reudink korenmolenaar en Gerrit Ligterink olie- en pelmolenaar waren op de stadswatermolen aan de Berkel te Lochem, in het jaar 1840, verhuisde hun buurman, de textielfabrikeur Hoffman, van villa 'De Pol' naar de juist klaar gekomen villa 'Java' op de Hoge Enk aan de Luchtersteeg. De verharde weg van Zutphen naar Goor zou het volgend jaar gereed komen en de Luchtersteeg was in het tracé opgenomen. Het was de Lochemse benaming van het gedeelte tussen de Smeepoort (bij schoenmaker Swaters 'op de Wacht') en de oude herberg De Luchte (nu 'Rentmeestershuis') bij de nog oudere Hessenweg. De Luchtersteeg scheidde de bouwlanden van de zich tegen de Paasberg uitstrekkende Hoge Enk van de wat lager gelegen Zuider Enk, die zich met bouwland en enkele heidevelden uitstrekte langs de tegenwoordige Albert Hahnweg. Hoffman liet het huis dus bouwen een flink eind buiten de poort temidden van de bouwakkers, met aan weerskanten van het erf een smalle zandweg naar de Barchem, links en rechts langs de Lochemse berg. Wat men nu de Nieuwstad noemt, is de na 1840 aan beide zijden bebouwde 'Steenstraat', die de verbinding vormde tussen de Smeepoort en de plek waar Hoffman het landhuis 'Java' liet bouwen. De Lochumse katoenweverij.In 1840 waren de drie Lochemse poorten nog in ere. Eigenlijk is dat te veel gezegd want in 1842 werden de ophaalbruggen over de gracht door een vaste walverbinding vervangen en daarmee was tevens het lot van de poorten bezegeld. Ze zullen niet zo fraai zijn geweest als de Haarlemmer poort in Amsterdam en de Zwolse Sassenpoort, toch is het jammer dat we nauwelijks enig idee hebben hoe ze er precies uitzagen. Behalve de genoemde Smeepoort (Smedenpoort!) was er naar de Larense kant de Walderpoort en bij de watermolen de Molenpoort. Van de Molenpoort uit gezien, lag villa 'De Pol' recht achter de watermolen. In een oude - ansichten - boekje van Lochem is het huis en het erbij behorende schathuis nog te zien. Laatste eigenaar was de leerfabrikant Naeff, dit: het gebouw in het begin van deze eeuw liet slopen. In 1835 werd villa 'De Pol' betrokken door Johan Gerhard Hendrik Hoffman met zijn vrouw Richardina Johanna Adriana Bettmann en hun twee kinderen. De familie kwam van Utrecht en ging door voor zeer welgesteld. De namen wijzen duidelijk op Duitse afkomst. Hoffman zal verwant zijn geweest aan de uitgebreide Hoffman-tak, die in het Hollandse, speciaal in het Rotterdamse zaken- en ambtelijk leven een grote rol heeft gespeeld. Wat dreef Hoffman naar Lochem? Het waren de jaren waarin in Twente en de Achterhoek in huizen en weverijen een nieuw weefmethode werd ingevoerd en het vlaslinnen door katoen werd vervangen De vroegere linnenweverij, die groot boerenlinnen produceerde, was niet meer lonend. Ingrijpender dan de verandering van grondstof was de wijziging van de weeftechniek. Bij de gangbare methode werd het spoeltje door de wever met de hand tussen de kettingdraden van het weefsel geworpen. Bij de nieuwe methode werd de 'smietspoel' vervangen door de zogenaamde snelspoel, een primitief gemechaniseerd onderdeel van het wevershandwerk, waardoor men driemaal zo vlug kon weven. In 1833 had de Engelsman Thomas Ainsworth in Goor de eerste weefschool voor 'snelwevers' geopend. De oude, zware weefgetouwen moesten plaats maken voor de lichte, naar Engels model vervaardigde getouwen, die toen allerwegen bij de thuiswevers werden geplaatst. Het hogere weeftempo zou de meeste arme wevers weinig soelaas hebben geboden, als de afname van hun doeken tegen een redelijke beloning niet verzekerd was. Uiterst belangrijk was dan ook het feit, dat tegelijkertijd de Nederlandse Handelmaatschappij hier ontvangkantoren vestigde, waar de wevers hun doek konden inleveren, Deze wordt naar Nederlands Oost-lndië verscheept en met belangrijke overheidssteun op de markt gebracht. De textieldirecteur van de N.H.M. was de bekende Willem de Clercq, een zeer gods dienstig man en een prominent figuur in de kringen van het Reveil, een opwekkingsbeweging van de 'geestelijke elite' in de grote steden. In het beheer van Willem de Clercq speelde protectie een grote rol. Ze manifesteerde zich in bescherming van de maatschappelijk zwakken en begunstiging van dié mensen, die in de gelegenheid waren uit dezelfde overtuiging de humaniteit te beoefenen. Tot deze categorie behoorden speciaal de kleine fabrikeurs, die verzekerd konden zijn van vaste toewijzingen voor het inleveren van een bepaald kwantum calicots. In deze opvatting werd de Clercq krachtig gesteund door zijn vriend, Thomas Ainsworth. Beide mannen werden hier als de grote weldoeners van de arme weversbevolking geëerd. Hoffman was een van de gunstelingen van de N.W.M. die hij waarschijnlijk hier te lande of op Java als employé heeft gediend. Op 'De Pol' te Lochem plaatste hij veertien getouwen, die voor de helft door kinderen werden bediend. Dat kinderen twaalf uur per dag op het getouw zaten vond men toen de gewoonste zaak van de wereld. Vaak kregen ze dan 's avonds nog een uur of langer les in lezen en schrijven van de dorps- of stadsschoolmeester. Behalve uit eigen bedrijf betrok Hoffman de calicots van een flink aantal thuiswevers, bij wie hij een weefstoel had geplaatst. Het was de eerste nijverheid van enige omvang in Lochem en de stad mocht tevreden zijn met de komst van Hoffman. Blijkbaar was deze niet bepaald gelukkig met de stad en haar bestuur. Naar de Hoge Enk De oorzaak van de koele verhouding tussen stadsbestuur (plus burgerij!) en fabrikeur Hoffman was het feit dat hij een sterke voorstander was van de kerkelijke afscheidingsbeweging, die resulteerde 'in de stichting van 'Christelijk-Afgescheiden kerken', de voorloper van de Gereformeerde kerken. In Lochem vormden de Afgescheidenen een uiterst kleine minderheid. De gezinnen waren op de vingers van beide handen te tellen. Met de wat sterkere groep van Geesteren-Gelselaar verbond men zich tot één gemeente. Aanvankelijk behoorden er ook zelfs nog enkele gezinnen bij uit Holten, Zutphen, Neede en Winterwijk.' Deze 'Fijnen' werden evenals elders in het land ook hier met de nek aangekeken. Een verzoek van Hoffman aan het gemeentebestuur om zijn oudste dochter naar de Franse school te mogen sturen, werd niet ingewilligd. Het tekent de toenmalige verhoudingen. Ook het feit, dat hij hier het grootste werkverschaffende bedrijf vestigde, kon de 'fout' van zijn kerkelijke keus niet goedmaken. Tegen 1840, toen de weeflonen en bijgevolg ook de inkomsten van de fabrikeurs een record-hoogte bereikten, rijpte bij Hoffman een lumineus plan. Hij zou buiten de gracht een nieuw centrum stichten, met als inzet de bouw van een villa voor hem en zijn gezin annex katoenweverij. Vervolgens zou er op de kortst mogelijke termijn een kerk met pastorie moeten verrijzen voor de Christelijk-afgescheiden gemeente van een allure die er toe zou bijdragen om de verachte groep een beter aanzien te geven. Zo kocht Hoffman reeds in 1839 van Derk Schekman, timmerman in de Achterstraat te Lochem een lap bouwland op de Hoge Enk groot 51 vierkante roeden (ruim 7 are) en vrij kort daarna aan de overkant van de Luchtersteeg een wat kleiner stuk grond. Op het land van Schekman, tussen de beide enkwegen naar Barchem, liet Hoffman het nog bestaande landhuis 'Java' bouwen in een waarschijnlijk van Pieter de Swart (Kon. Schouwburg, Den Haag!) afgekeken stijl. Er is te veel van Java gemoderniseerd, vooral intern, maat het heeft nog zijn plafonds met een mooi waaiermotief. Ook de bijgebouwen zijn er nog, het inleveringskantoor voor de calicots (langs de Barchemse weg), de oranjerie, stalling en bergschuur. Verdwenen is de wat hoger gelegen koepel in het kleine park achter de villa. Sumatra in de Gloep Aan het Esweggetje, dat later is vervangen door de naar Albert Hahn genoemde weg, stond een huis dat dienst deed als wachtpost, vanwaar men over de enk uitkeek naar voerlui, die de Hessenweg afkwamen en de brug over de Berkel in de weg naar Deventer wilden ontwijken om het tolgeld in de zak te houden. De wachtpost kreeg zo de naam 'Gloep', wat zinvol mag heten, omdat er door gloeperds een functie werd uitgeoefend. Volgens oude kaarten lag het ter hoogte van de tegenwoordige Burgemeester Leenstraat. Op het perceel lussen 'de Gloep' en de Luchtersteeg (bij de nu aanwezige stoplichten) werd spoedig na de voltooiing van de villa 'Java' de kerkpastorie gebouwd, die de naam 'Sumatra' kreeg. Men zegt dat de tussen beide doorlopende weg indertijd 'straat Soenda' heeft geheten. Het heeft nogal wat voeten in de aarde gehad, eer de fundamenten voor 'Sumatra' konden worden gegraven. Het stadsbestuur heeft lang geaarzeld om aan de bouw van een kerk voor de separatisten zijn medewerking te verlenen. Aanvraag na aanvraag om een bouwvergunning werd afgewezen met argumenten, die aan een ontoelaatbare voogdij doen denken. De magistraat weigerde eerst, omdat men 'verstoring van orde en rust' vreesde. Als na de troonsbestijging van koning Willem II de Afgescheidenen op aanvraag het recht van vrije kerkdiensten krijgen, komt het stadsbestuur met een ander motief. Men acht de gemeente van Lochem- Geesteren financieel te zwak om een dergelijk gebouw in stand te kunnen houden! Een dergelijke beoordeling lag natuurlijk buiten de competentie van de gemeenteraad. De ironie van het lot heeft gewild, dat de feiten van de komende jaren de magistraat in het gelijk hebben gesteld. Tenslotte moest men voor de aandrang van Hoffman en zijn rechterhand, Derk Meengs van Geesteren, wijken. Ze waren respectievelijk scriba en praeses van de in juni 1839 officieel gestichte gemeente. Eind januari 1841 kwam de koninklijke sanctie af en onmiddellijk daarna zal men met de bouw van 'Sumatra' zijn begonnen. Het werd een 'hoekhuis' met een heel merkwaardige voorgevel, die eertijds gekroond moet zijn geweest met een kroonornament. Het is anders dan 'Java', maar toch vrij zeker door dezelfde architect gebouwd. Ook in dit huis is veel vertimmerd, maar met een beetje fantasie kan men de oude indeling nog vermoeden. De predikant, die de pastorie betrok (de eerste en de laatste dominee) was ds. K. Wildeboer. Hij heeft er maar drie maanden in gewoond en vertrok toen naar 't Zand in Groningen. De kerkvergadering, voor het merendeel leden afkomstig van Geesteren - Gelselaar, stelde uitdrukkelijk vast, dat 'Sumatra' voor rekening bleef 'van de aanbesteder'. De Geesterense groep heeft ook slechts voor de drie maanden van Wildeboer haar aandeel in de rente van het voor de bouw opgenomen geld betaald. Er was dus geld voor geleend en wel van Hoffman en een ander Lochems gemeentelid. De laatste vroeg al spoedig zijn geld terug en zo bleef Hoffman zitten met het onderhoud van twee dure huizen en met de renteschuld op het geld, dat hij op zijn beurt had opgenomen van Nicholaas Breebaart, koopman te Amsterdam. Zo erg royaal bleek Hoffman dus ook niet bij kas te zijn. Als ds. Antony Brummelkamp te Arnhem. gevierd pionier van de beweging, het op hem uitgebrachte beroep had aangenomen, was Hoffman uit de brand geweest. Er was dan weer een bewoner van het huis en de aanwezigheid van Brummelkamp had de garantie in zich van een krachtige groei van de gemeente. Maar zoals te verwachten was, bleef deze predikant te Arnhem om zich bezig te houden met de opleiding van studenten. De pastorie bleef een paar jaar leeg staan. Om de maat vol te maken voltrok zich in die dagen de breuk met Geesteren. Derk Meengs en de hele groep maakten zich los van Hoffman en zijn handjevol Lochemers en gaven er de voorkeur aan in 't vervolg hun kerkelijke boontjes zelf te doppen. Als Hoffman een tactvol man was geweest en zijn aanhang enige werfkracht aan de dag had gelegd, zou het er minder somber voorgestaan hebben. Maar geen van beide was het geval. Hoffman was bezield met een puriteinse geest, en met het gezag van enig ouderling in dit miniatuurkerkje eiste hij van elk lid, hoofd voor hoofd, een onberispelijk gedrag. Dat bleek helaas te hoog gemikt met als gevolg tuchtgevallen aan de lopende band en doorhalingen in het ledenregister. Deze geestestrek van Hoffman (om het zo te noemen) was eigenlijk ook de verborgen hoofdoorzaak van het uiteengaan met Geesteren. Hoffman is een volijverige pionier en steunpilaar voor de jonge gemeente geweest, maar hij paste niet bij de irenische Achterhoekers. Toch was Hoffman een te gecompliceerd mens om met een paar lijnen te tekenen. Nooit merkt men iets van een rancune van zijn kant tegen de 'ontrouwen' rond de Geesterense es of tegen de 'trouwelozen' in eigen kring. Zijn tuchtopvattingen waren een zuiver afgietsel van die der Gereformeerde vaderen, vrij van elke persoonlijke gelijkhebberigheid. Als de gemeente meent niet langer geld te kunnen missen voor een catecheet, dan gaat Hoffman zelf zich een middag per week met de jeugd bemoeien. Als later de Classisvergadering van Varsseveld besluit tot een afkoelingsperiode voor Lochem, waarbij Hoffman aangeraden wordt zijn kerkelijk ambt niet meer uit te oefenen, dan legt hij zich zonder wrok of verzet daarbij neer. Eind 1843 verhuurt hij de pastorie aan de heer M.J.F. Haarsma uit Arnhem. Al in oktober van dat jaar had hij geprobeerd 'Sumatra' tegen een rede lijke prijs van de hand te doen. Op de publieke veiling door notaris Martin was de Lochumse zilversmid Hermanni met f 3150, - de hoogste bieder. De beslissing van Hoffman om op het bod niet in te gaan, zou hem duur te staan komen. De neergang Na het topjaar 1840 daalden van jaar tot jaar de weeflonen en parallel daarmee de verdiensten van de fabrikeurs, die de stukken innamen voor de N.H.M. In 1844 werd een dieptepunt bereikt. Uit dat jaar kennen we ook de opstand van de Silezische wevers, zo prachtig uitgebeeld in het drama 'Die Weber' van Gerhart Hauptmann (1892). De ellende van de Twentse en Achterhoekse wevers was minder schrijnend en ze ondergingen hun lot met lijdzaamheid. De Javaanse markt was overvoerd en de regering begon subsidies in te trekken. In datzelfde jaar overleed Willem de Clercq, de grote beschermheer van de wevers en de kleine, menslievende fabrikeurs. De N.H.M. verving al spoeclig de toewijzingen door inschrijvingen, waarbij de groten in Almelo en Enschede de competitie wonnen. Hoffman heeft in die tijd nog een hypotheek opgenomen. Van notaris mr. baron Sloet te Zutphen leende hij f 2500, -, afkomstig van nog onder voogdij staande pupillen. In hoeverre de leeftrant van mevrouw Hoffman geboren Bettmann, die permanent twee dienstboden over de vloer had, debet is aan de tekorten van Hoffman, is niet bekend. Op 30 juni 1846 arrangeerde notaris Martin op verzoek van Hoffman een 'proef-verkoop' van al zijn onroerendgoed, inclusief' een tuin binnen de stadsgracht en een stuk heidegrond. Waarschijnlijk gebeurde dit op aandrang van de hypotheekhouders. Andries Eikelkamp te Vorden bood voor 'Java' f 6475,- en de Lochemse Mozes Jacob Fortuin voor 'Sumatra' f 2450, - zevenhonderd gulden lager dan het bod in 1843. Hoffman gaat er niet op in, maar wel verkoopt hij op 2 november van hetzelfde jaar 'Java' aan de heer M.J.F. Haarsma, huurder van de kerk-pastorie, voor f 6000,-. De transactie had voor Hoffman het voordeel, dat hij met zijn huurder van woning kon ruilen. Daarmee was het dan tevens afgelopen met de weverij in de bijgebouwen van het huis. In een gemeenteverslag van de stad Lochem lazen we, dat de getouwen nu allemaal in de woningen van de wevers staan. De basis voor een redelijk bestaan was daarmee voor de verarmde man weggevallen. Eveneens de mogelijkheid voor herstel. Ook de bedrijfsschulden waren opgelopen. In het Brievenboek van de firma Kuipers te Zaandam /Goor die in laatstgenoemde plaats een blekerij exploiteerde, zag ik een kopie van de aan Hoffman verzonden brief d.d. 5 februari 1848, waarin hij op een gepeperde manier aan zijn schuld herinnerd wordt. In een tweede brief, gedateerd 2 september 1848 schreef mevrouw Kuipers: 'Ik heb vernomen dat U voornemens bent Uwe zaken te regelen vóór U ons gaat verlaten. Ik ben derhalve zo vrij op U af te geven ene assignatie aan de order van de heer D(erk) Hartgerink, groot f 122,08 ter aflossing onzer rekening. Ik heb de heer Hartgerink verzocht om met UEd. overeen te komen over de tijd van betaling'. De familie Hoffman deed nu dezelfde noodsprong, die voor hem al veel aan lager wal geraakte gezinnen en personen in de Achterhoek hadden gedaan: hij emigreerde naar Amerika. Zes kinderen van Hoffman, allen meisjes, hebben op 'Java' gewoond. In een van de laatste maanden voor het vertrek, is zijn vrouw bij familie in 't westen van 't land nog bevallen van een zoon. Het kind is niet meer te Lochem ingeschreven. Met het vertrek van Hoffman kwam tevens een eind aan het bestaan van de eerste Christelijk-Afgescheiden kerk te Lochem. Het zou nog vijftig jaar duren eer men een nieuwe start kon maken. Na de scheuring met Geesteren had de kleine gemeenschap een kwijnend bestaan geleid. De gemeente was te veel een persoonlijke aangelegenheid van Hoffman zelf geweest, om op eigen benen te kunnen blijven staan. De weinige actieve leden sloten zich bij Geesteren aan. Begin september 1848 verstrekte de hypotheekhouder Nicolaas Breebaart een machtiging tot verkoop van Huize 'Sumatra' aan de heer Gerrit Jan Postel, voorheen deurwaarder te Lochem. Op 16 oktober vond de publieke veiling plaats. Voor de verkoop van dit pand bestond weinig belangstelling. Het was 'opgehangen' op f 3000,- , maar de Heer Haarsma van 'Java' mijn de het op f 1300, - . Hij gaf als zijn lastgever op J.P. Ribbers wonende te Elst bij Amerongen. De Heer Ribbers, die voor dit belachelijk laag bedrag eigenaar van 'Sumatra' werd, verkocht in 1853 het pand voor f 3210, - aan de Lochumse onderwijzer Jacobus de Planque. Er werd een particuliere kostschool in gevestigd, die al spoedig in een gemeenteschool werd omgezet. Toen de inboedel, die f 384,29 (!) opbracht, werd geveild, was Hoffman met zijn gezin al ver op de oceaan, op weg naar Noord-Amerika. Ik heb daar zijn spoor niet kunnen volgen. In elk geval heeft hij tijdelijk in Albany (New York) gewoond. Het verhaal gaat, dat hij, bitter teleurgesteld in het 'land van belofte', is gerepatrieerd. In Den Haag zou hij een aanstelling hebben gekregen op het bureau van de Hoge Raad van de Adel. Bij informatie aldaar werd mij verzekerd, dat er nooit iemand van die naam bij de Raad heeft gewerkt. De voornaamste geraadpleegde archivalia en uitgaven: Gemeente Archief. Lochem. Notariële Archieven (Rijksarch. Arnhem), 1840-1848 notaris J.L.J. Marin, Lochem Dr. W.M.F. Mansfelt: geschiedenis van de Ned. Handel Maatschappij. Jaarverslagen in Textiel-historische Bijdragen, Stichting Textielgeschiedenis Hengelo. P.E. van Bemmel: De ontwikkeling van de industrie in de Achterhoek. Tijdschrift Kon. Ned. Aardr. Gen. 2de serie deel 44 (1927). I. Geraadpleegd bij de Heer D. Jordaan, J.G.H. zn te Haaksbergen. |